Ordenen van tijd en taken

Iedere dag van de week wordt in de hele school aangegeven met een vaste kleur.

 

 

 

 

 

 

In elke ruimte hangt een “klok” met hierop 4 kleuren(voor de kleutergroepen 2). Deze klok geeft de geluidsniveaus aan.

 

Rood = Het moet stil zijn. Oranje = Fluisteren, de anderen in je groep mogen je niet horen. Geel = Zachtjes praten binnen je groep. Wit = Er mag normaal gepraat worden.

 

 

Het symbool voor uitgestelde aandacht is in elke groep hetzelfde. Er wordt gewerkt met een blokje. Dit blokje heeft een rood vlak, een groen vlak en een vraagteken. Vanaf groep 3 heeft iedere leerling een eigen blokje. 

Rood = niet storen of ik wil niet gestoord worden. Groen = ‘Ik ben aan het werk, maar je mag mij wel wat vragen en ik mag overleggen met een groepsgenootje.  Vraagteken = ik heb een vraag, juf of meneer helpt mij tijdens de loopronde en ondertussen ga ik verder met ander werk.

Taakwerk

In het daltononderwijs werken leerlingen zelfstandig aan taken. Een taak bevat een afgepaste hoeveelheid leerstof die een leerling in een bepaalde tijd moet verwerken.

Een taak kan een verwerking zijn na een (klassikale) interactieve instructie van de leerkracht, maar kan ook een zelfstandige activiteit zijn waar de kinderen zonder al te veel uitleg mee aan de slag kunnen. Aan deze taken zijn doelen gekoppeld. Soms kiezen kinderen zelf een doel waar ze mee willen oefenen.   

Om hier structuur in aan te brengen, werken we met taakbrieven en planborden. Er zijn meerdere momenten op een dag waarbij de kinderen de vrijheid hebben om te kiezen aan welke taak ze werken en of ze dat samen of alleen doen. Door zo te werken leren leerlingen hun werk plannen, samenwerken en de verantwoordelijkheid te nemen voor het verwerken van hun leerstof. Taakwerk biedt de mogelijkheid tot differentiatie in de leerstof, tot verbreding of verdieping en tot reflectie op het eigen werk. 

Groep 1-2  

In groep 1 en 2 wordt er gewerkt met behulp van een planbord. Op dit planbord staan de dagen van de week, de dagritmekaarten, hoeken en werkjes en planning van de taken. Door met het planbord te werken leert een kleuter: 

  • taakbewust handelen;

  • dat een taak een afgerond geheel is; 
  • naar een doel toe te werken; 
  • (zelf) verantwoordelijkheid dragen;
  • plannen maken; 
  • rekening te houden met een ander; 
  • de dagkleuren gebruiken voor het afvinken van de taak. 

Het planbord wordt de hele dag door gebruikt, omdat het dagritme wordt bijgehouden.

Groep 3

In groep 3 vindt er een overgang plaats tussen het planbord en de taakbrief. In de klas hangt een planbord waarop de leerlingen de inloopwerkjes plannen. Daarnaast heeft iedere leerling een eigen doelenkaart metperiodedoelen. 

Groep 4 t/m 8  

Deze leerlingen werken met een (meer)wekelijkse taakbrief en een doelenkaart voor een bepaalde periode.   

Differentiatie 

Elke taak bevat een basistaak en extra taken. Leerlingen met een individuele leerlijn krijgen een aparte taak. Leerkrachten kunnen basistaken op maat maken en zo aanpassingen maken in de aangeboden leerstof (differentiëren). Per vak kan verrijkingsstof in de taak opgenomen worden. Differentiatie vindt plaats binnen de jaargroep. Een kind kan dus niet heel ver vooruitwerken en een groot niveauverschil laten ontstaan. 

Keuzewerk

Vrijheid betekent niet alleen dat het kind de volgorde binnen de taak mag bepalen, maar ook dat het voor een deel zelf de inhoud van zijn/haar leren mag kiezen.

Keuzewerk behoort tot het normale taakpakket; het is voor alle kinderen bedoeld. Het biedt kinderen:

  • een niet-vrijblijvende, wisselend educatieve activiteit;
  • een activiteit die ze zelf mogen kiezen, afhankelijk van hun belangstelling;
  • de mogelijkheid om zelf te corrigeren;
  • de mogelijkheid om samen te werken.

Zelfstandig werken

Op onze school ligt bij zelfstandig werken het accent op de inhoud van opdrachten en is het aanleren van kennis en vaardigheden de hoofdzaak. Daarnaast is er aandacht voor metacognitie: leerlingen leren beseffen hoe ze door zelfstandig werken kennis en vaardigheden opdoen. Tot slot moeten leerlingen kennis en vaardigheden kunnen overbrengen naar situaties of contexten anders dan die waarin ze aangeleerd zijn. Om zelfstandig werken goed te kunnen realiseren op onze school is een aantal zaken van belang. 

Samenwerken en samen werken 

Er is verschil tussen samenwerken en samen werken: 

  • Samenwerken is gezamenlijk aan een opdracht werken. Van iedere deelnemer wordt eenzelfde mate van betrokkenheid, verantwoordelijkheid en inzet verwacht, aangezien de samenwerking tot één resultaat moet leiden. 
  • Samen werken is eenvoudigweg dat kinderen elk aan hun eigen opdracht werken, en daarbij rekening met elkaar houden en elkaar helpen. Kortom, ze zitten bij elkaar, werken samen, en ieder werkt naar zijn eigen resultaat toe. 

Rekening houden met elkaar houdt in: elkaar niet storen of afleiden tijdens het werk, je verantwoordelijk voelen voor het welzijn van je medeleerlingen en je verantwoordelijk voelen voor de sfeer in de groep en de school. Pestgedrag hoort daar niet bij; belangstelling voor een zieke klasgenoot en zorg voor een nette schoolomgeving wel. Kinderen moeten het normaal vinden dat je elkaar helpt. Het is ook heel normaal dat je af en toe eens hulp vraagt. Niet alle kinderen kunnen dit uit zichzelf, dus moeten we het hen leren. 

Werkplekken

De kinderen hebben een zekere vrijheid in het kiezen van een werkplek in de school.  In het lokaal werken kinderen samen, kan een groepje extra uitleg van de leerkracht krijgen en iets verderop maakt een leerling een creatieve keuzeopdracht. Zelfstandig werken in de klas in een daltonschool betekent leren wennen aan een zeker ‘werkgeruis’. Leerlingen kunnen ook gaan werken op een van de fluisterplekkenin de gang of in de tussenlokalen. 

Inrichting

Het geven van de verantwoordelijkheid aan leerlingen om zelfstandig en in samenwerking met anderen opdrachten uit te voeren, stelt hoge eisen aan de inrichting van de lokalen en andere ruimtes. Kinderen moeten alles wat ze nodig hebben zelf kunnen pakken, schoonmaken en opruimen. Daarom liggen materialen op vaste plekken en van alles is genoeg beschikbaar, zodat de leerkracht niets hoeft te verzorgen of uit te delen. 

In elk klaslokaal zijn vaste, duidelijk zichtbare inleverplekken voor het gemaakte werk. Het is de eigen verantwoordelijkheid van de kinderen dat ze hun werk inleveren zodat de leerkracht het nakijkt en aftekent. 

Uitgestelde aandacht

In alle groepen wordt gewerkt volgens het principe van uitgestelde aandacht. Dit betekent dat leerlingen de leerkracht of elkaar voor een bepaalde periode niet mogen storen. Er zijn drie goede redenen om te werken met uitgestelde aandacht: 

  • Kinderen leren om eerst zelfstandig problemen op te lossen, in plaats van meteen om hulp te vragen. 
  • Leerlingen leren een beroep te doen op elkaars kennis en oplossingsmethoden. 
  • De leerkracht krijgt meer tijd om rustig met individuele kinderen of met kleine groepjes te werken. 

Om met het principe van uitgestelde aandacht te kunnen werken is het natuurlijk essentieel dat leerlingen vrij kunnen beschikken over de benodigde materialen en hulpmiddelen 

Rol van de leerkracht

De leerkracht: 

  • biedt individuele hulp aan leerlingen of groepjes, gebruikmakend van de instructietafel en waar nodig gebaseerd op het desbetreffende handelingsplan; 
  • observeert werkhouding, initiatief, samenwerking etc.; 
  • stoort niet bij zijn tussenkomst, spreekt op zachte aanspreek- of uitlegtoon; 
  • biedt directe hulp/feedback bij vragen; 
  • biedt hulp bij begeleide inoefening. 

Instructie

In ons onderwijs wordt gewerkt met gelaagde instructie, bestaand uit basisinstructie, extra instructie en verlengde instructie. Alle leerlingen volgen de basisinstructie, met uitzondering van leerlingen die in een vakgebied een leerjaar vooruit of achter werken. Zij hebben een individuele leerlijn en krijgen op een ander moment individuele of groepsinstructie. De leerkracht kan besluiten dat kinderen op het basisniveau in sommige gevallen zonder instructie meteen aan het werk kunnen.

Evaluatie en reflectie

Het aanleren van de vaardigheden die het kind nodig heeft om goed en verantwoordelijk met de taak om te kunnen gaan heeft onze nadrukkelijke aandacht. De leerkracht bespreekt de voorwaarden om zelfstandig en in vrijheid aan het taakwerk te werken regelmatig met de kinderen. Daarbij wordt steeds uitgegaan van de vragen: ‘Voor welke problemen kwam je te staan?’ ‘Hoe heb je die opgelost?’ ‘Wat heb je ervan geleerd?’ Dit gebeurt op verschillende manieren: individueel, met de hele groep, aan het eind en/of tussentijds. Zowel het resultaat en de verzorging ervan, als de totstandkoming van het product worden bekeken. Hoe zijn het zelfstandig werken en het samenwerken gegaan? Was de taak goed gepland? Waren er problemen? Ben je met elkaar tot goede oplossingen gekomen? Regelmatig wordt er ook gereflecteerd met individuele leerlingen. Kinderen leren zo dat het niet alleen gaat om het eindproduct, maar ook om hoe het tot stand is gekomen en met wie dat resultaat is bereikt. 

Het rapport is ook een onderdeel van reflectie. Kinderen hebben op school een eigen Rapportfolio. Naast de beoordeling van de leerkracht, kunnen kinderen hierin reflecteren op hun eigen vaardigheden. Dit kunnen cognitieve vaardigheden zijn, maar ook sociale vaardigheden en uiteraard de Daltonkernwaarden. Doordat de leerlingen zelf reflecteren en hun rapport vullen (samen met de leerkracht) creëren we meer eigenaarschap. 

Terug naar Dalton.